Zijn Heckrunderen wilde dieren, verwilderde dieren, of exoten?
GS van Flevoland hebben een opdracht op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend voor het doden van Heckrunderen in de Oostvaarderspassen. Sinds 2017 is de provincie Flevoland verantwoordelijk voor het beleid over de Oostvaardersplassen. In 2018 is de keuze gemaakt om het aantal grote grazers terug te brengen, omdat de populatie grote grazers het maximum van de draagkracht van het gebied heeft bereikt. Er mogen nog maximaal 300 Heckrunderen leven.
Tegen dit besluit
komen Dierbaar Flevoland en Fauna4life in beroep bij de rechtbank
Midden Nederland. Zij stellen dat heckrunderen geen exoten of
verwilderde dieren zijn, maar inheemse soorten en dat gedeputeerde
staten daarom geen opdracht tot afschot van de heckrunderen konden
verlenen.
Op 3 oktober deed de
rechtbank uitspraak (Uitspraak van 3 oktober 2023 van de Rechtbank
Midden Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2023:5167). De rechtbank vindt dat
als Dierbaar Flevoland en Fauna4life gelijk zouden hebben dat
heckrunderen geen verwilderde dieren en ook geen exoten zijn, dat
voor het afschot in het geheel geen overheidstoestemming op grond van
de Wnb nodig zou zijn. Heckrunderen worden niet op een andere manier
door de Wnb beschermd, aldus de rechtbank. Dit is ook op zitting met
partijen besproken. Dierbaar Flevoland en Fauna4life hebben deze
beroepsgrond gehandhaafd, daarom heeft de rechtbank inhoudelijk
beoordeeld of Heckrunderen nu moeten worden gezien als ‘wilde
dieren’, ‘verwilderde dieren, of ‘exoten’.
De rechtbank stelt
dat in de Wnb geen definitie is opgenomen van ‘verwilderde dieren’.
In de wetsgeschiedenis staat over verwilderde dieren, dat dit voorheen
gehouden dieren zijn die structureel niet meer onder de
beschikkingsmacht van de eigenaar vallen, of hun nakomelingen.
Verwilderde dieren moeten worden onderscheiden van dieren die
ontsnapt zijn.
De rechtbank is van
oordeel dat Heckrunderen in de Oostvaardersplassen - net als eerder
is geoordeeld over de Konikpaarden - zijn aan te merken als
verwilderde dieren. Deze Heckrunderen vallen niet onder de
beschikkingsmacht van Staatsbosbeheer of van iemand anders. Ze leven
niet van nature in het wild en het zijn nakomelingen van Heckrunderen
die als gehouden dieren onder de beschikkingsmacht van hun eigenaar
vielen. Daarmee kan in het midden blijven of Heckrunderen ook als
exoten kunnen worden aangemerkt. Gedeputeerde staten waren dus
bevoegd om de opdracht te verlenen voor het doden van de dieren,
omdat op grond van artikel 3.18 lid 4 van de Wnb een opdracht kan
worden verleend voor afschot van ‘verwilderde dieren’.
Is het waar dat deze
dieren dan geen enkele bescherming onder de Wnb genieten? Nee. Dat is te
kort door de bocht. Er geldt een wettelijke zorgplicht voor in het
wild levende dieren, die is neergelegd in artikel 1.11 van de Wnb. Op
grond van die zorgplicht moet je voldoende zorg in acht nemen voor in
het wild levende dieren en planten. Dit is een uitwerking van de
morele verantwoordelijkheid die mensen dragen voor het welzijn en de
gezondheid van dieren en de natuur. Deze morele verantwoordelijkheid
is volgens professor Trouwborst een maatschappelijk breed gedragen
overtuiging. Die wordt mede ingegeven door de gedachte dat dieren en
de natuur als geheel een ‘intrinsieke waarde’ hebben – dat wil
zeggen, een eigen waarde die onafhankelijk is van hun waarde voor de
mens. Zie ook het artikel van Trouwborst “Zorgplichten voor grote
grazers in natuurgebieden” in het Tijdschrift
Natuurbeschermingsrecht 2023/3.